Grondslagen van waardering en resultaatbepaling
Algemeen
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 BW2 en de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving voor zover deze niet afwijken van het financieel handboek voor de landelijke publieke media-instellingen, NPO en Ster 2020, hierna ‘het handboek’.
Activa en verplichtingen worden in het algemeen gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs of de actuele waarde. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans en de exploitatierekening zijn referenties opgenomen. Met deze referenties wordt verwezen naar de toelichting. Alle bedragen zijn in EUR maal 1.000 tenzij anders vermeld.
Vergelijking met vorig jaar
De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd gebleven ten opzichte van het voorgaande jaar.
Financiële instrumenten
De effecten opgenomen onder de financiële vaste activa en de vlottende activa, voor zover deze betrekking hebben op de handelsportefeuille of met betrekking tot eigen-vermogensinstrumenten buiten de handelsportefeuille, alsmede derivaten met een onderliggende beursgenoteerde waarde, worden gewaardeerd tegen de reële waarde. Alle overige in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn gewaardeerd tegen de (geamortiseerde) kostprijs.
De reële waarde is het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Indien niet direct een betrouwbare reële waarde is aan te wijzen, wordt de reële waarde benaderd door deze af te leiden uit de reële waarde van bestanddelen of van een soortgelijk financieel instrument, of met behulp van waarderingsmodellen en waarderingstechnieken. Hierbij wordt gebruikgemaakt van recente gelijksoortige ‘at arm’s length’-transacties, van de DCF-methode (contante waarde van kasstromen) en/of van optiewaarderingsmodellen, rekening houdend met specifieke omstandigheden.
Gebouwen en terreinen
Conform het handboek financiële verantwoording worden de panden gewaardeerd tegen verkrijgings-/vervaardigingsprijs onder aftrek van afschrijvingen. Op terreinen wordt niet afgeschreven. De afschrijving vindt plaats op basis van een lineaire afschrijving. Op gebouwen en terreinen dienstbaar aan de bedrijfsuitoefening zijn geen bijzondere waardeverminderingen toegepast. De in juli 2000 betrokken gebouwen worden in 40 jaar afgeschreven. De aanpassingen van het pand die geen fundamentele wijziging in het gebruik van het pand tot gevolg hebben, worden in 10 jaar afgeschreven.
Voor de toekomstige kosten van groot onderhoud aan de bedrijfsgebouwen is een voorziening voor groot onderhoud gevormd. De toevoeging aan de voorziening wordt bepaald op basis van het geschatte bedrag van het onderhoud en de periode die telkens tussen de werkzaamheden van groot onderhoud verloopt.
Overige materiële vaste activa
De technische installaties worden in 15 jaar afgeschreven. Investeringen in kantoormeubilair, computerapparatuur en kantoormachines worden in 5 jaar afgeschreven en vervoermiddelen in 4 jaar. Hard- & software worden in 3 jaar afgeschreven.
Waardering vindt plaats tegen aanschafwaarde verminderd met lineair berekende afschrijvingen. Er wordt geen rekening gehouden met een restwaarde.
Technische installaties: | 6,67% | per jaar | ||
Inventaris en inrichting: | 20,00% | per jaar | ||
Hardware en software: | 33,33% | per jaar | ||
Vervoersmiddelen: | 25,00% | per jaar |
Niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar
Vastgoedbeleggingen zijn onroerende zaken die worden aangehouden om huuropbrengsten of waardestijgingen, of beide, te realiseren. Vastgoedbeleggingen, daaronder begrepen vastgoedbeleggingen in ontwikkeling, worden bij eerste verwerking tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd. Gebouwen en terreinen die niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar zijn, zijn gewaardeerd op basis van RJ 213, tegen historische kosten. Jaarlijks wordt er 2,5% van de historische kostprijs afgeschreven. Op terreinen wordt niet afgeschreven.
Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa
BNNVARA beoordeelt op iedere balansdatum of er aanwijzingen zijn dat een vast actief aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kan zijn. Indien dergelijke indicaties aanwezig zijn, wordt de realiseerbare waarde van het actief vastgesteld. Indien het niet mogelijk is de realiseerbare waarde voor het individuele actief te bepalen, wordt de realiseerbare waarde bepaald van de kasstroomgenererende eenheid waartoe het actief behoort.
Van een bijzondere waardevermindering is sprake als de boekwaarde van een actief hoger is dan de realiseerbare waarde; de realiseerbare waarde is de hoogste van de opbrengstwaarde en de bedrijfswaarde. Een bijzonder-waardeverminderingsverlies wordt direct als last verwerkt in de winst-en-verliesrekening onder gelijktijdige verlaging van de boekwaarde van het betreffende actief.
Indien wordt vastgesteld dat een bijzondere waardevermindering die in het verleden verantwoord is, niet meer bestaat of is afgenomen, dan wordt de toegenomen boekwaarde van het desbetreffende actief niet hoger gesteld dan de boekwaarde die bepaald zou zijn indien geen bijzondere waardevermindering voor het actief zou zijn verantwoord. Een bijzondere waardevermindering van goodwill wordt niet teruggenomen.
Voorraden
Hieronder zijn opgenomen de kosten voor nog uit te zenden radio- en televisieprogramma's, voorraden boeken, dvd's en cd's.
Waardering van een eigen productie geschiedt tegen de directe kosten. Onder de directe kosten vallen de personele kosten van eigen medewerkers en overige medewerkers, de facilitaire kosten en de overige programmakosten. Kosten die niet direct aan het programma zijn toe te rekenen (bijvoorbeeld die van de directie/programmaleiding en planning media-aanbod, netcoördinatie) maken deel uit van de organisatiekosten. De waardering van media-aanbod wordt verminderd met de voor dit media-aanbod ontvangen bijdragen van derden. Dit betreft bijdragen van commerciële sponsors, de Stichting Co-productiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO), het NPO-fonds en overige derden. Gereed voor uitzending maar nog niet verspreid media-aanbod wordt op balansdatum individueel beoordeeld. Bepaald media-aanbod wordt volledig afgewaardeerd als er door de landelijke publieke media-instelling in overleg met de raad van bestuur van de NPO of de door hem gemandateerden definitief is besloten het media-aanbod niet te verspreiden. Als twee jaar na de eerste voorraadwaardering nog steeds geen beslissing is genomen ten aanzien van het verspreiden van bepaald media-aanbod, wordt het betreffende media-aanbod volledig afgewaardeerd. In specifieke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Het gaat dan om gevallen waarin wel voldoende zekerheid over de verspreiding van het media-aanbod, maar niet over het jaar waarin de verspreiding zal plaatsvinden of de verspreiding later dan 2 jaar na aankoop of productie zal plaatsvinden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aankoop van (licenties voor) speelfilms en series die minimaal 2 jaar na aankoop ingaan.
Voorraden boeken, dvd's en cd's worden gewaardeerd tegen kostprijs onder aftrek van bijzondere waardeverminderingen.
Overige effecten
De effecten worden duurzaam aangehouden en gewaardeerd tegen beurswaarde. De portefeuille, en daarmee de gehele financiële vaste activa positie, is niet onderhevig aan rente-, kasstroom of liquiditeitsrisico's. Ongerealiseerde waardemutaties vinden plaats via de balanspost "Reserve Koersverschillen Beleggingen". Een uitzondering hierop geldt voor de situatie dat de balanspost "Reserve Koersverschillen Beleggingen" onvoldoende omvang heeft om een waardevermindering volledig op te vangen. In een dergelijke situatie wordt de waardevermindering verwerkt via de verenigingsexploitatierekening nadat eerst de balanspost ’Reserve Koersverschillen Beleggingen’ is teruggebracht tot een nihil saldo. Transactiekosten die zijn toe te rekenen aan effecten worden rechtstreeks in de winst-en-verliesrekening verwerkt.
Vorderingen
Vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de reële waarde van de tegenprestatie. Handelsvorderingen worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. Als de ontvangst van de vordering is uitgesteld op grond van een verlengde overeengekomen betalingstermijn wordt de reële waarde bepaald aan de hand van de contante waarde van de verwachte ontvangsten en worden er op basis van de effectieve rente rente-inkomsten ten gunste van de winst-en-verliesrekening gebracht. Voorzieningen wegens oninbaarheid worden in mindering gebracht op de boekwaarde van de vordering.
Liquide middelen
Liquide middelen bestaan uit kas, banktegoeden en deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
Eigen vermogen (Algemene reserve)
Op 11 mei 1992 heeft de commissie Van der Zwan in opdracht van de minister een onderzoek gedaan naar de vermogenspositie van de omroepen. Naar aanleiding van dat rapport is de algemene reserve van de VARA vastgesteld en gefixeerd. In 2014 zijn vanwege de fusie de algemene reserve, van BNN en de VARA samengevoegd.
Eigen Vermogen (Herwaarderingsreserve)
Deze reserve is gevormd op basis van een in 1990 uitgevoerde taxatie van de niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbare panden. Jaarlijks valt het afschrijvingsdeel van deze reserve vrij ten gunste van de algemene reserve.
Eigen Vermogen (Reserve media-aanbod)
Op dit fonds worden de over- en onderbestedingen Radio en Televisie gemuteerd. Een negatief saldo geeft een verrekenbaar tekort weer en een positief saldo een bestedingsverplichting voor de toekomst. De raad van bestuur van de Publieke Omroep heeft bepaald dat de programmareserve voor een fusie-omroeporganisatie niet meer mag bedragen dan EUR 5.500.
Eigen Vermogen (Reserve koersverschillen beleggingen)
Positieve ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via een Reserve Koersverschillen Beleggingen. Dit geldt ook voor negatieve ongerealiseerde waardemutaties, voor zover deze reserve dit toelaat. Indien de reserve niet beschikbaar is, verloopt een negatieve ongerealiseerde waardemutatie via de exploitatierekening van de vereniging.
Voorziening pensioenverplichtingen
In 2005 is onder invloed van wetgeving terzake het pensioenreglement versoberd. In het aangepaste pensioenreglement is een overgangsbepaling opgenomen dat medewerkers die op 1 januari 2006 de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt recht hebben op voortzetten van hun pensioenopbouw volgens het oude reglement. In het oude pensioenreglement was een artikel opgenomen waarin bepaald werd dat voor medewerkers, die op 1 januari 1997 in dienst waren, bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd de premie voor het ouderdomspensioen vanaf 65 jaar ineens als koopsom door de werkgever wordt afgestort. Daarnaast kunnen deze medewerkers gebruik blijven maken van de vervroegde uittreding op 60-jarige leeftijd. Voor de voorziening wordt een rentevoet van 1% gehanteerd.
In 2006 is in de CAO opgenomen dat medewerkers die op 1 januari 2006 nog niet de 56-jarige leeftijd hebben bereikt, maar wel reeds per 1 januari 1997 in dienst waren eveneens in aanmerking komen voor een compensatieregeling. De regeling houdt in dat voor deze medewerkers bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd, mits deze voor 1 januari 2020 wordt bereikt, het verlies van de koopsomstorting door de werkgever deels gecompenseerd wordt. Voorwaarde is wel dat de medewerker onafgebroken tot de 60-jarige leeftijd in dienst blijft.
De voorziening is gebaseerd op een door het Pensioenfonds Nederlandse Omroep voor alle aangesloten werkgevers gemaakte berekening van de contante waarde van de overgangsbepaling en de compensatieregeling. In deze actuariële berekening is een inschatting gemaakt van de kans op overlijden en de blijfkans. De uitkomsten van de berekening werd in 2019 als voorziening pensioenverplichting in de balans verantwoord. In 2020 is deze voorziening is zijn geheel overgedragen aan PNO Media.
Voorziening groot onderhoud gebouwen
Op basis van een onderhoudsplan wordt jaarlijks een bedrag gereserveerd. Bedragen voor daadwerkelijk uitgevoerd groot onderhoud worden ten laste van de voorziening gebracht. Vanwege de verbouwing van het pand op het Mediapark is er vanaf 2020 een nieuw meerjarig onderhoudsplan opgesteld en is de dotatie opnieuw bepaald.
Voorziening loopbaantraject
Voor elke medewerker wordt jaarlijks EUR 200 gereserveerd met een maximum van EUR 1.000 om een loopbaantraject te kunnen laten uitvoeren (bedragen in deze alinea x 1 EUR).
Voorziening jubilea
De voorziening jubilea wordt opgenomen tegen de contante waarde van de verwachte uitkeringen gedurende het dienstverband. Bij de berekening van de voorziening wordt onder meer rekening gehouden met verwachte salarisstijgingen en de blijfkans. Bij het contant maken is een rentevoet van 1 procent gebruikt.
Overgedragen Reserve voor Media-aanbod (ORMA)
Een positief exploitatieresultaat wordt toegevoegd aan de Reserve voor Media-aanbod (RMA) tot het toegestane maximum. Een eventueel surplus van het exploitatieresultaat wordt verantwoord in de post ORMA. Deze schuld staat ter beschikking van de NPO en kan ingezet worden in de programmering of teruggevorderd worden door de NPO.
Overige kortlopende schulden
Kortlopende schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Kortlopende schulden worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, zijnde het ontvangen bedrag rekening houdend met agio of disagio en onder aftrek van transactiekosten. Dit is meestal de nominale waarde.